metafoor
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- me·ta·foor
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘overdrachtelijke uitdrukking’ voor het eerst aangetroffen in 1786 [1]
- met het voorvoegsel meta- en met het achtervoegsel -foor [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | metafoor | metaforen |
verkleinwoord | metafoortje | metafoortjes |
Zelfstandig naamwoord
metafoor v/m
- (taalkunde) beeldspraak waarbij men een woord B zegt in plaats van het woord A terwijl er tussen A en B een verband is van gelijkenis
- Die overdreven voorliefde voor het gezag had ze van haar vader, adjunct van het plaatsvervangend afdelingshoofd bij het ministerie van Posterijen, die de hiërarchie binnen zijn ministerie zag als een metafoor voor het universum. [3]
Hyponiemen
- lichaamsmetafoor
Vertalingen
1. beeldspraak waarbij men een woord B zegt in plaats van het woord A terwijl er tussen A en B een verband is van gelijkenis
Gangbaarheid
- Het woord metafoor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'metafoor' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "metafoor" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- metafoor op website: Etymologiebank.nl
- Lemaitre, Pierre "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 16
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.