metafoor

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  metafoor    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /me.ta.ˈfɔːr/
    • (Limburg): /mæː.ta.ˈfoːr/
Woordafbreking
  • me·ta·foor
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘overdrachtelijke uitdrukking’ voor het eerst aangetroffen in 1786 [1]
  • met het voorvoegsel meta- en met het achtervoegsel -foor [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord metafoor metaforen
verkleinwoord metafoortje metafoortjes

Zelfstandig naamwoord

metafoor v/m

  1. (taalkunde) beeldspraak waarbij men een woord B zegt in plaats van het woord A terwijl er tussen A en B een verband is van gelijkenis
    • Die overdreven voorliefde voor het gezag had ze van haar vader, adjunct van het plaatsvervangend afdelingshoofd bij het ministerie van Posterijen, die de hiërarchie binnen zijn ministerie zag als een metafoor voor het universum. [3] 
Hyponiemen
  • lichaamsmetafoor
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord metafoor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.