tweesprong
Nederlands
Woordafbreking
- twee·sprong
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘wegsplitsing’ voor het eerst aangetroffen in 1567 [1]
- samenstelling van twee en sprong
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tweesprong | tweesprongen |
verkleinwoord | tweesprongetje | tweesprongetjes |
Zelfstandig naamwoord
tweesprong m
- plaats waar een weg zich in tweeën splitst
- (figuurlijk) voor een beslissende keuze staan
- De regio staat op een tweesprong en de EU kan ertoe bijdragen dat zij de weg van vrede en hervorming inslaat.
Synoniemen
- [1]: vertakking
- [1]: wegsplitsing
- [2]: driesprong
Vertalingen
1. plaats waar een weg zich in tweeën splitst
Gangbaarheid
- Het woord tweesprong staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tweesprong' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.