spitten

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spit·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘uitgraven’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
spitten
spitte
gespit
zwak -t volledig

Werkwoord

spitten

  1. overgankelijk met een spade grond keren
    • Een stuk van een achtertuin is gisteren gespit. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • spitmachine, spitter, spitvarken, spitvork
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

spitten mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord spit

Werkwoord

vervoeging van
spitten

spitten

  1. meervoud verleden tijd van spitten
    • Wij spitten. 
    • Jullie spitten. 
    • Zij spitten. 

Gangbaarheid

  • Het woord spitten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.