schipbreuk

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schip·breuk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schipbreuk schipbreuken
verkleinwoord schipbreukje schipbreukjes

Zelfstandig naamwoord

schipbreuk v/m

  1. een gebeurtenis waarbij een schip zinkt of op de klippen loopt
    • De Poolse vloot leed schipbreuk. 
  1. (figuurlijk) falen, mislukking, ondergang
    • Schipbreuk van de beschaving. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord schipbreuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.