schijnen
Nederlands
Woordafbreking
- schij·nen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schijnen /'sxɛɪ.nə(n)/ |
scheen /sxen/ |
geschenen /ɣə.sxe.nə(n)/ |
klasse 1 | volledig |
Werkwoord
schijnen
- koppelwerkwoord zich voordoen, vaak op bedrieglijke wijze
- Dat schijnt erg voordelig, maar er zijn veel verborgen kosten aan verbonden.
- in constructie met te + onbepaalde wijs: naar verluidt
- Zij schijnen daar te werken.
- absoluut straling uitzenden
- De zon schijnt 's middags in de achterkamer.
Hyponiemen
- afschijnen, beschijnen, doorschijnen, opschijnen, toeschijnen, uitschijnen, verschijnen, weerschijnen
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
3. straling uitzenden
Gangbaarheid
- Het woord schijnen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schijnen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.