uitschijnen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  uitschijnen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈœytsxɛinə(n)/
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
uitschijninguitschijnend
uitschijnseluitschijnelijk
uitgeschijn
Woordafbreking
  • uit·schij·nen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitschijnen
scheen uit
uitgeschenen
klasse 1 volledig

Werkwoord

uitschijnen

  1. onovergankelijk (figuurlijk) meer zichtbaar worden
    • De Westerse democratieën dachten dat de tijd in hun voordeel zou werken. Naar buiten toe lieten zij uitschijnen dat er nu voor lange tijd vrede zou heersen. [2]
  1. onovergankelijk licht afgeven, uitstralen
    • Harry gaat voorop met een lamp. Hij laat het licht zo ver mogelijk voor zich uitschijnen. [3]
  1. onovergankelijk het licht afgeven voltooid hebben, niet langer stralen
    • 't Laatste licht is uitgeschenen,
      Eer dit echte paar zich scheidt.
       [4]

Gangbaarheid

  • Het woord uitschijnen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
57 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.