scharen
Nederlands
Woordafbreking
- scha·ren
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘toewijzen van aandeel in de markgronden’ voor het eerst aangetroffen in 1404 [1]
- afgeleid van schare met het achtervoegsel -en [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
scharen |
schaarde |
geschaard |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
- onovergankelijk (van een motorvoertuig met aanhanger) in een stand geraken waarin de assen van de één een hoek met elkaar maken met die van de ander
- onovergankelijk (van vissen) kuitschieten
- overgankelijk bij elkaar, tot een geheel opstellen
- wederkerend zich ~ achter/om/bij zich aansluiten bij een groep (schare)
Hyponiemen
- ontscharen, verscharen
Zelfstandig naamwoord
scharen mv
Gangbaarheid
- Het woord scharen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'scharen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "scharen" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- scharen op website: Etymologiebank.nl
- scharen op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.