vulva
Nederlands
Woordafbreking
- vul·va
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘schaamspleet’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1726 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vulva | vulva's |
verkleinwoord | vulvaatje | vulvaatjes |
Zelfstandig naamwoord
vulva v
- (anatomie) de schaamspleet, de ingang tot de vagina
- Ze ging gisteren naar de dokter vanwege haar vulva.
Vertalingen
1. de schaamspleet, de ingang tot de vagina
Gangbaarheid
- Het woord vulva staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vulva' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.