bodega

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bo·de·ga
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘wijnhuis’ voor het eerst aangetroffen in 1855 [1]
  • Leenwoord uit het Spaans en afkomstig van het Griekse woord apotheka.
enkelvoud meervoud
naamwoord bodega bodega's
verkleinwoord bodegaatje bodegaatjes

Zelfstandig naamwoord

bodega m

  1. een wijnlokaal
    • Hij ging naar de bodega om een wijntje te drinken met vrienden. 

Gangbaarheid

  • Het woord bodega staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
78 %van de Nederlanders;
76 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Papiamento

Zelfstandig naamwoord

bodega

  1. scheepsruim

Spaans

enkelvoud meervoud
bodega bodegas

Zelfstandig naamwoord

bodega v

  1. (scheepvaart) scheepsruim
  2. bodega, wijnkelder
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.