romper
Nederlands
Woordafbreking
- rom·per
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | romper | rompers |
verkleinwoord | rompertje | rompertjes |
Zelfstandig naamwoord
- (kleding) een kledingstuk voor baby's (en volwassenen) dat een hemdje en broekje ineen is (en met drukknoopjes in het kruis wordt gesloten).
Gangbaarheid
- Het woord romper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Spaans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
- rom·per
Werkwoord
romper
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
romper |
rompía |
roto |
volledig |
- onovergankelijk doorbreken, aanbreken
- uitbreken
- breken (van golf)
- overgankelijk breken,
- scheuren, verscheuren, kapotscheuren
- afbreken, doorbreken, verbreken
- uitmaken (van relatie)
- overtreden
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.