rasecht
Nederlands
Woordafbreking
- ras·echt
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van ras zn en echt bn
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | rasecht | rasechter | rasechtst |
verbogen | rasechte | rasechtere | rasechtste |
partitief | rasechts | rasechters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
rasecht [1]
- (biologie) zuiver van ras
- (figuurlijk) heel precies een bepaald type vertekenwoordigend
- Een mooie mix van rasechte Tukkers en Randstedelingen had mazzel: mooi weer en een behoorlijk lange vlucht, pardon: vaart. Waar met name de piloten van wat exotisch gevormde ballons, van pelikaan tot berenmuts, het soms al na een half uurtje voor gezien hadden, voer Bos zo'n anderhalf uur door. Via Weerselo, Albergen en Mariaparochie ging het naar Vriezenveen, waar met een ferme bons in een weiland aan de Westerveenweg werd geland. [2]
- Ze krijgen een prachtige dochter, Maybelle en hun leven lijkt een sprookje, tot Maybelle 6 jaar oud is en ziek wordt. Rasecht melodrama, waarin Van Groeningen (De helaasheid der dingen, Belgica) niet wegloopt voor de donkerste kanten van het leven. [3]
Synoniemen
- [2] onvervalst, volbloed, pus sang, zuiver, ongemengd, authentiek, origineel
Gangbaarheid
- Het woord rasecht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rasecht' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia Martin Ruesink 24-augustus-2017
- Volkskrant Kevin Toma 1 juli 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.