authentiek
Nederlands
Woordafbreking
- au·then·tiek
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘oorspronkelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1451 [1]
- afgeleid van het Franse authentique (met het achtervoegsel -iek) [2] [3]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | authentiek | authentieker | authentiekst |
verbogen | authentieke | authentiekere | authentiekste |
partitief | authentieks | authentiekers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
authentiek
- gelijk aan het origineel, gelijk hoe iemand echt is
- Dit is een authentieke vaas.
- Hij had echte authentiek emoties.
- echt en betrouwbaar
- Ik was blij met de authentieke uitvoeringspraktijk.
Synoniemen
- [1] oorspronkelijk, eigenwijs
- [2] echt
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord authentiek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'authentiek' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.