rage
Nederlands
Woordafbreking
- ra·ge
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bevlieging’ voor het eerst aangetroffen in 1844 [1]
- afgeleid van het Franse rage (heftige hartstocht voor iets) (met het achtervoegsel -age) [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rage | rages |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
rage v / m
- iets dat op zeker ogenblik sterk in de mode is
Synoniemen
- hype, bevlieging, tijdelijke manie, modegril
Hyponiemen
- dansrage, democratiseringsrage, fitnessrage, maxirage, minirage, sms-rage
Gangbaarheid
- Het woord rage staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rage' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Engels
Zelfstandig naamwoord
rage
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to rage |
he/she/it | rages |
verleden tijd | raged |
voltooid deelwoord |
raged |
onvoltooid deelwoord |
raging |
gebiedende wijs | rage |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.