profiteren
Nederlands
Woordafbreking
- pro·fi·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voordeel trekken’ voor het eerst aangetroffen in 1451 [1]
- afgeleid van het Franse profiter (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
profiteren |
profiteerde |
geprofiteerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
- inergatief ~ van baat hebben bij iets, winst boeken van iets
- De speculanten trachtten te profiteren van de onzekerheid rond de euro.
- En het is niet alleen de landbouw die profiteert van een hogere bevolkingsdichtheid. [5]
Gangbaarheid
- Het woord profiteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'profiteren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "profiteren" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- profiteren op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Volkskrant Hidde Boersma18 januari 2019 Bevolkingsgroei maakt een welvarend en groen Afrika mogelijk
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.