president

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pre·si·dent
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voorzitter’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
  • afgeleid van het Franse président (met het voorvoegsel pre-) [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord president presidenten
verkleinwoord presidentje presidentjes

Zelfstandig naamwoord

president m

  1. (politiek) het staatshoofd van een republiek
    • Barack Obama is sinds kort president van de Verenigde Staten. 
  1. (beroep) een leider of voorzitter
    • Hij is president van dat bedrijf. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord president staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

enkelvoud meervoud
president presidents

Zelfstandig naamwoord

president

  1. (politiek) president
  2. bestuurder
  3. voorzitter


Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / pɾəsɪˈdent /
Woordafbreking
  • pre·si·dent
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse werkwoord presedere
  • Nynorsk zelfstandig naamwoord met het voorvoegsel pre-
Naar frequentie 1172
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   president     presidenten     presidenter     presidentene  
genitief   presidents     presidentens     presidenters     presidentenes  

Zelfstandig naamwoord

president, m

  1. (politiek) president
  2. (economie) bestuurder
  3. leider, voorzitter


Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1-3]: tiltredende president
    ventepresident
verkozen president
verkozen voorzitter
Opmerkingen


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / pɾəsɪˈdent /
Woordafbreking
  • pre·si·dent
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse werkwoord presedere
  • Nynorsk zelfstandig naamwoord met het voorvoegsel pre-
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   president     presidenten     presidentar     presidentane  

Zelfstandig naamwoord

president, m

  1. (politiek) president
  2. (economie) bestuurder
  3. leider, voorzitter
Afgeleide begrippen
  • [1]: ekspresident
  • [1]: ministerpresident
  • [1]: stortingspresident
  • [1]: presidentskap
  • [1]: visepresident
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1-3]: tiltredande president
    ventepresident
verkozen president
verkozen voorzitter
Opmerkingen


Zweeds

Uitspraak
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   president     presidenten     presidenter     presidenterna  
genitief   presidents     presidentens     presidenters     presidenternas  

Zelfstandig naamwoord

president, g

  1. (politiek) president
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.