presentatie
Nederlands
Woordafbreking
- pre·sen·ta·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aanbieding, voorstelling’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
- Naamwoord van handeling van presenteren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | presentatie | presentaties |
verkleinwoord | presentatietje | presentatietjes |
Zelfstandig naamwoord
presentatie v
- het presenteren (aanbieden) van iets, voordracht
- Zij houden een presentatie over hun onderzoek.
- de wijze waarop iets gebracht wordt, uitvoering
- (juridisch) aanbod
Hyponiemen
- bedrijfspresentatie, boekpresentatie, groepenpresentatie, kinderpresentatie, productpresentatie, uitvoerpresentatie, videopresentatie, webpresentatie
Afgeleide begrippen
- presentatielaag, presentatieprogramma, presentatieruimte, presentatiesoftware, presentatietechniek, presentatievaardigheid, presentatiewerk
Gangbaarheid
- Het woord presentatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'presentatie' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.