presenteren
Nederlands
Woordafbreking
- pre·sen·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aanbieden, voorstellen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- afgeleid van het Franse présenter (met het voorvoegsel pre- en met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
presenteren |
presenteerde |
gepresenteerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
presenteren
- ditransitief op een goed voorbereide wijze aanbieden aan anderen
- Zij presenteerde haar werk op een internationale conferentie.
- (media) als presentator optreden bij, van
Vertalingen
1. op een goed voorbereide wijze aanbieden aan anderen
Gangbaarheid
- Het woord presenteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'presenteren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.