poster
Nederlands
Woordafbreking
- pos·ter
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘aanplakbiljet’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
- Naamwoord van handeling van posten met het achtervoegsel -er [2]
- [2] van het Engels [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | poster | posters |
verkleinwoord | postertje | postertjes |
Zelfstandig naamwoord
poster m
- iemand die iets post
- een papieren vel dat opgehangen wordt
Verwante begrippen
- [2] aanplakbiljet, affiche, plakkaat
Hyponiemen
- [2] filmposter
Afgeleide begrippen
- [2] posterformaat, posterholt
Vertalingen
2. (aanplak)biljet
Gangbaarheid
- Het woord poster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'poster' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Turks
Woordafbreking
- pos·ter
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | poster | posterler |
genitief | posterin | posterlerin |
datief | postere | posterlere |
accusatief | posteri | posterleri |
locatief | posterde | posterlerde |
ablatief | posterden | posterlerden |
Zelfstandig naamwoord
poster
- poster (decoratief of aandachttrekkend vel papier dat opgehangen wordt)
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.