affiche
Nederlands
Woordafbreking
- af·fi·che
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aanplakbiljet’ voor het eerst aangetroffen in 1823 [1]
- uit het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | affiche | affiches |
verkleinwoord | affichetje | affichetjes |
Zelfstandig naamwoord
affiche v/m of o
- een vrij fors stuk drukwerk dat op muren of ramen aangebracht kan worden
- Hij had zijn raam volgeplakt met affiches van alle linkse partijen.
Vertalingen
1. een vrij fors stuk drukwerk dat op muren of ramen aangebracht kan worden
Gangbaarheid
- Het woord affiche staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'affiche' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.