pappig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pap·pig
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van pap met het achtervoegsel -ig
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen pappigpappigerpappigst
verbogen pappigepappigerepappigste
partitief pappigspappigers-

Bijvoeglijk naamwoord

pappig [1]

  1. van iets dat het halfzacht, halfvloeibaar is
    • Het enige obstakel is een grote berg rijstebrij. Op het schilderij Luilekkerland (1567) van Pieter Brueghel de Oude zie je rechtsboven hoe een arme stakker zich een weg probeert te banen door de pappige witte massa. [2] 
  1. (figuurlijk) niet heel erg stevig
    • Volgens Detroit Free Press noemt een lid van de Republikeinse Partij van Michigan Kid Rock de ideale kandidaat, omdat de zanger "een grote naam is, out of the box denkt en ervoor zorgt dat de Republikeinen van hun pappige imago afkomen". Hij voegt eraan toe: "Ik durf te wedden dat hij net zoveel losmaakt als Trump." [3] 
  1. van een mens of dier: te dik, te vet, te corpulent
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord pappig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
87 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.