pappot

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pap·pot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pappot pappotten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

pappot m [1]

  1. pan waarin men pap kookt
    • Prins Ronnie (Hilberink) en zijn adjudant Erwin (Westerhof) kwamen zaterdagavond uit de 'pappot' bij de De Papsleef'n. Ze vormen het 45e koppel dat de Geesterse carnavalsvereniging leidt. [2] 
Uitdrukkingen en gezegden
  • bij moeders pappot blijven
thuis blijven zonder zelfstandig te worden
  • Bij moeders pappot blijven was geen optie. 'Ik was doodnerveus. Ik sprak geen woord Engels, maar gelukkig sprak Patrick Duits. Ik droomde ervan om profrenner te worden. Lefevere heeft mijn carrière gelanceerd, door me in zijn Mapei-ploeg op te nemen. Hij heeft me de tijd gegeven om te groeien. [3]

Gangbaarheid

  • Het woord pappot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
70 %van de Nederlanders;
42 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia 09-11-2014
  3. de Standaard 20 MAART 2010 Tim Vanderjeugd
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.