overheid
Nederlands
Woordafbreking
- over·heid
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘lichaam waarbij het openbaar gezag berust’ voor het eerst aangetroffen in 1526 [1]
- afgeleid van over (eigenlijk bijvoeglijk overig) met het achtervoegsel -heid [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | overheid | overheden |
verkleinwoord | overheidje | overheidjes |
Zelfstandig naamwoord
overheid v
- (politiek) het geheel aan gezagvoerende lichamen
- De Belgische overheid investeerde miljarden euro's in die bank.
Hyponiemen
- e-overheid, rijksoverheid, semioverheid, voogdijoverheid
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. het geheel aan gezagvoerende lichamen
Gangbaarheid
- Het woord overheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'overheid' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.