opvoering
Nederlands
Woordafbreking
- op·voe·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | opvoering | opvoeringen |
verkleinwoord | opvoerinkje | opvoerinkjes |
Zelfstandig naamwoord
opvoering v
- de keer dat men een toneelstuk, muziekstuk of andersoortig stuk speelt
- Op het Gijsbrecht Bordes van de Amsterdamse Stadsschouwburg is tot 15 januari, rond voorstellingen, een korte animatiefilm te zien van Vondels tragedie Gysbreght van Aemstel (1637), verteld door Gijs Scholten van Aschat. Cineast Jacqueline Kooter liet zich inspireren door het kleurrijke mozaïek daarover in de schouwburg, van beeldend kunstenaar Antoon Molkenboer. Dit jaar vindt op Nieuwjaarsdag geen traditionele opvoering van de Gysbreght in de schouwburg plaats. (NRC) [1]
Synoniemen
- toneelvoorstelling, vertoning, optreden, performance, presentatie, schouwspel, show, spektakel, tafereel, uitvoering
Gangbaarheid
- Het woord opvoering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'opvoering' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- NRC Kester Freriks 29 december 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.