spektakel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  spektakel    (hulp, bestand)
  • IPA: /spɛkˈtaːkəl/
Woordafbreking
  • spek·ta·kel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘herrie’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1787 [1]
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘schouwspel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1501 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord spektakel spektakels
verkleinwoord spektakeltje spektakeltjes

Zelfstandig naamwoord

spektakel o

  1. opzienbarend schouwspel, wonderbare vertoning
    • De festiviteiten werden geopend met een groots spektakel. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord spektakel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Deens

Zelfstandig naamwoord

spektakel o

  1. driftbui
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   spektakel     spektaklet     spektakler     spektaklerne  
genitief   spektakels     spektaklets     spektaklers     spektaklernes  

Zweeds

Zelfstandig naamwoord

spektakel o

  1. spektakel
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   spektakel     spektaklet     spektakel     spektaklen  
genitief   spektakels     spektaklets     spektakels     spektaklens  
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.