verblijf

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·blijf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verblijf verblijven
verkleinwoord verblijfje verblijfjes

Zelfstandig naamwoord

verblijf o

  1. het verblijven
    • Ik zou graag mijn verblijf willen verlengen. 
  1. een onderkomen
    • Dit is mijn verblijf voor de komende paar maanden. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
verblijven

verblijf

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verblijven
    • Ik verblijf. 
  2. gebiedende wijs van verblijven
    • Verblijf! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verblijven
    • Verblijf je? 

Gangbaarheid

  • Het woord verblijf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.