binoculair

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bi·no·cu·lair
stellend
onverbogen binoculair
verbogen binoculaire

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

binoculair

  1. (optica) voor twee ogen
    • Een binoculaire verrekijker. 
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord binoculair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.