obstructie

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ob·struc·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tegenwerking, afsluiting’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
  • Naamwoord van handeling van obstrueren met het achtervoegsel -tie [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord obstructie obstructies
verkleinwoord obstructietje obstructietjes

Zelfstandig naamwoord

obstructie v

  1. (medisch) verstopping
  2. (sport) het op onreglementaire wijze belemmeren van de doorgang van een tegenstander
  3. (politiek) poging van een minderheid om door belemmering van de verhandelingen, rekking van de discussies enz. het tot stand komen van een wet of besluit te verhinderen
  4. (juridisch) het te kwader trouw verhinderen van een correct verloop van de waarheidsvinding door de rechterlijke macht
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord obstructie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.