nudus

Latijn

Uitspraak
  • Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈnuː.dus/
Woordafbreking
  • nu·dus

Bijvoeglijk naamwoord

nūdus

  1. bloot;
    1. zonder kleren: bloot, naakt, dun gekleed;
      1. behoeftig, arm,
      2. zuiver, enkel, niets dan
    2. zonder omhulsel of bedekking: bloot, onbedekt;
      1. vandaar: ongewapend; onbezet, ledig; kaal, zonder gras; zonder loof; alleen; onbegraven;
      2. onopgesmukt, eenvoudig, natuurlijk
    3. van iets ontbloot, beroofd, zonder (met ablatief of genitief)
Verbuiging

Verwijzingen

    • s.v. nūdus, in J.B. Kan - H.P. Schröder (ed.), Latijnsch-Nederlandsch Woordenboek, Utrecht, 1864, p. 348.
    This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.