bloot
![](../I/m/Fresco_Naakt.jpg)
bloot
Nederlands
Woordafbreking
- bloot
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bloot | bloter | blootst |
verbogen | blote | blotere | blootste |
partitief | bloots | bloters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
bloot
- zonder bedekking door kledij [3]
- Ze bedekte haar blote armen toen ze het koud kreeg.
- (juridisch) waar geen handeling aan te pas komt
- De tijd en de naburigheid zijn voorbeelden van blote rechtsfeiten.
- blote voeten: zonder kousen en schoenen, zeer eenvoudig
- In China had men blote voeten dokters.
Synoniemen
- [1] naakt
Hyponiemen
- hazenbloot
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1.
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bloten |
bloot
- enkelvoud tegenwoordige tijd van bloten
- gebiedende wijs van bloten
Gangbaarheid
- Het woord bloot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bloot' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.