bloot

bloot

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bloot    (hulp, bestand)
  • IPA: /blot/
Woordafbreking
  • bloot
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘naakt’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
  • [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen blootbloterblootst
verbogen bloteblotereblootste
partitief blootsbloters-

Bijvoeglijk naamwoord

bloot

  1. zonder bedekking door kledij [3]
    • Ze bedekte haar blote armen toen ze het koud kreeg. 
  1. (juridisch) waar geen handeling aan te pas komt
    • De tijd en de naburigheid zijn voorbeelden van blote rechtsfeiten. 
  1. blote voeten: zonder kousen en schoenen, zeer eenvoudig
    • In China had men blote voeten dokters. 
Synoniemen
Hyponiemen
  • hazenbloot
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

Werkwoord

vervoeging van
bloten

bloot

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van bloten
  2. gebiedende wijs van bloten

Gangbaarheid

  • Het woord bloot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.