modern
Nederlands
Woordafbreking
- mo·dern
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tot de nieuwere tijd behorend’ voor het eerst aangetroffen in 1617 [1]
- [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | modern | moderner | modernst |
verbogen | moderne | modernere | modernste |
partitief | moderns | moderners | - |
Bijvoeglijk naamwoord
modern
- van deze tijd, volgens de laatste mode
- Dat is een modern huis.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- modern Latijn, moderne kunst, moderniseren, modernisering, modernisme, modernist, modernistisch, moderniteit
Vertalingen
1. van deze tijd, volgens de laatste mode
Gangbaarheid
- Het woord modern staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'modern' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Indonesisch
Woordafbreking
- mo·dern
Woordherkomst en -opbouw
- van het Nederlandse "modern"
Zelfstandig naamwoord
modern
- houding of denkwijze die bij de tijd is
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.