nest
![]() |
Nederlands
Woordafbreking
- nest
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vogelbroedplaats’ voor het eerst aangetroffen in 1100 [1]
- (erfwoord) van Germaans *nestaz, op zijn beurt van Indo-Europees *nisdós. [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nest | nesten |
verkleinwoord | nestje | nestjes |
Zelfstandig naamwoord
nest o
- de verblijfplaats van een dier
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- In de nesten zitten
met problemen zitten
- Zijn eigen nest bevuilen
vervelende dingen over de eigen familie zeggen
Vertalingen
1. de verblijfplaats van een dier
Gangbaarheid
- Het woord nest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'nest' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.