nest

Niet te verwarren met: Nest

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  nest    (hulp, bestand)
  • IPA: /nɛst/
Woordafbreking
  • nest
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vogelbroedplaats’ voor het eerst aangetroffen in 1100 [1]
  • (erfwoord) van Germaans *nestaz, op zijn beurt van Indo-Europees *nisdós. [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord nest nesten
verkleinwoord nestje nestjes

Zelfstandig naamwoord

nest o

  1. de verblijfplaats van een dier
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • In de nesten zitten
met problemen zitten
  • Zijn eigen nest bevuilen
vervelende dingen over de eigen familie zeggen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
nesten

nest

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van nesten
  2. gebiedende wijs van nesten

Bijvoeglijk naamwoord

nest

  1. onverbogen vorm van de overtreffende trap van nes

Gangbaarheid

  • Het woord nest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Nynorsk

Woordafbreking
  • nest

Werkwoord

nest

  1. voltooid deelwoord van neste
Synoniemen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.