nasty
Nederlands
Woordafbreking
- nas·ty
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | nasty | nastyer | nastyst |
verbogen | - | - | nastyste |
partitief | nasty's | nastyers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
nasty
- kwaadaardig, gemeen
- Schrijf toch niet van die nasty dingen over moslims in de pers. [1]
Gangbaarheid
- Het woord 'nasty' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'nasty' herkend door:
58 % | van de Nederlanders; |
49 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Leijendekker, M. Karen Armstrong: we moeten niet zo bang zijn voor godsdienst (17 december 2005); geraadpleegd 2017-04-23
Engels
Bijvoeglijk naamwoord
nasty
- onaangenaam
- The nasty hot weather bothered him a lot.
- onbeschoft
- Those nasty guys from the trailer park came and beat him up.
- verraderlijk
- Slow down! That curve is really nasty.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.