motorrijtuig
Nederlands
Woordafbreking
- mo·tor·rij·tuig
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘officiële benaming voor auto's en motorfietsen’ voor het eerst aangetroffen in 1905 [1]
- samenstelling van motor en rijtuig
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | motorrijtuig | motorrijtuigen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
motorrijtuig o
- (verkeer) volgens de definitie van de Nederlandse Wegenverkeerswet: door een motor voortbewogen, niet langs rails geleid voertuig
- (spoorwegen) spoorvoertuig voor het vervoer van reizigers of post dat zichzelf, zonder aan andere voertuigen vastgekoppeld te zijn, kan voortbewogen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord motorrijtuig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'motorrijtuig' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.