miss
Nederlands
Woordafbreking
- miss
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘juffrouw’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | miss | missen |
verkleinwoord | - | - |
Hyponiemen
- ex-miss, rondemiss
Gangbaarheid
- Het woord miss staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'miss' herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen. |
Engels
Zelfstandig naamwoord
miss
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to miss |
he/she/it | misses |
verleden tijd | missed |
voltooid deelwoord |
missed |
onvoltooid deelwoord |
missing |
gebiedende wijs | miss |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.