miss

Niet te verwarren met: mis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  miss    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmɪs/
Woordafbreking
  • miss
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘juffrouw’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord miss missen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

miss v [3]

  1. juffrouw
  2. schoonheidskoningin
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord miss staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
68 %van de Nederlanders;
78 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  miss (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /mɪs/
  • SAMPA: /mIs/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudengelse missan.
enkelvoud meervoud
miss misses

Zelfstandig naamwoord

miss

  1. gemis
vervoeging
onbepaalde wijs to miss
he/she/it misses
verleden tijd missed
voltooid
deelwoord
missed
onvoltooid
deelwoord
missing
gebiedende wijs miss

Werkwoord

miss

  1. missen
  1. «He is loved and missed by his devoted wife, his children, grandchildren and great grandchildren.»
    Hij wordt geliefd en gemist door zijn toegewijde vrouw, zijn kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen.
  2. ontbreken
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.