merken
Nederlands
Woordafbreking
- mer·ken
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘van een teken voorzien, gadeslaan, opletten’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- afgeleid van merk met het achtervoegsel -en ??
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
merken |
merkte |
gemerkt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
merken
- inergatief iets waarnemen of herkennen, gewaarworden
- Je kon merken dat de man het moeilijk had na het overlijden van zijn zoon.
- overgankelijk een merk aanbrengen op, markeren
Vertalingen
1. iets waarnemen of herkennen
Gangbaarheid
- Het woord merken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'merken' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.