mentor
Nederlands
Woordafbreking
- men·tor
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘leidsman’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van het Griekse Méntōr (met het achtervoegsel -or) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mentor | mentoren mentors |
verkleinwoord | - | - |
Hyponiemen
- onderwijsmentor
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord mentor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'mentor' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.