gids

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gids    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /χɪts/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣɪts/
Woordafbreking
  • gids
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Romani, in de betekenis van ‘leidsman’ voor het eerst aangetroffen in 1643 [1]
  • niet zeker; waarschijnlijk (Romani) gadžo (niet-zigeuner; boer); de i-klank is misschien ontstaan door invloed van (Frans) guide.[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord gids gidsen
verkleinwoord gidsje gidsjes

Zelfstandig naamwoord

gids m

  1. (beroep) een persoon die een groep begeleid en uitleg geeft
    • De gids kon ons veel vertellen over de historie van de kerk. 
  1. een boekje dat een uitleg geeft
    • In de gids kun je lezen over de historie van de kerk. 
  1. een tijdschrift dat uitleg geeft
    • De gids bevatte veel zonnige afbeeldingen. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.

Gangbaarheid

  • Het woord gids staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord gids gidse

Zelfstandig naamwoord

gids

  1. gids
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.