match
Nederlands
Woordafbreking
- match
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘sportwedstrijd’ voor het eerst aangetroffen in 1836 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | match | matchen matches |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
match v / m [3]
- Barman Victor Abeln liet gisteren aan RTL Boulevard weten dat meer dan de helft van de ontmoetingen tijdens het vorige seizoen heeft geleid tot een match. Hij gaat ook in de nieuwe reeks weer drankjes en hapjes serveren aan naar liefde en een relatie hunkerende mannen en vrouwen. [4]
Antoniemen
- [2] mismatch
Afgeleide begrippen
- matchpartij
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord match staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'match' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "match" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- match op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia reikhalzend Kansloze en geslaagde dates voortaan dagelijks op de buis
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.