mager
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: mager (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈma.χər/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈma.ɣər/
- (Limburg): /ˈma.ɣər/
Woordafbreking
- ma·ger
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | mager | magerder | magerst |
verbogen | magere | magerdere | magerste |
partitief | magers | magerders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
mager
- zeer dun met weinig vet
Hyponiemen
- broodmager, doodmager, doormager, graatmager, overmager
Afgeleide begrippen
- magerachtig, magerheid, magerte, magerzucht, vermageren
Uitdrukkingen en gezegden
- Magere luizen bijten het hardst
Wie arm is probeert op eigen wijze aan de kost te komen.
- Schreeuwen als een mager varken
zeer hard schreeuwen vanwege pijn of angst
- Vette en magere jaren (hebben)
jaren met meer welvaart en minder werkloosheid en jaren met minder welvaart en meer werkloosheid
Vertalingen
1. zeer dun met weinig vet
Gangbaarheid
- Het woord mager staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'mager' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.