magerheid
Nederlands
Woordafbreking
- ma·ger·heid
Zelfstandig naamwoord
magerheid v [1]
- het te slank zijn
- Daarom zal de Heere HEERE der heirscharen onder zijn vetten een magerheid zenden; en onder zijn heerlijkheid zal Hij een brand doen branden, als den brand des vuurs.[2]
Gangbaarheid
- Het woord magerheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'magerheid' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.