iel
Nederlands
Woordafbreking
- iel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘dun’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1596 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | iel | ieler | ielst |
verbogen | iele | ielere | ielste |
partitief | iels | ielers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
iel
- heel fijntjes
- De ballerina was een heel iel meisje.
- Ik hoorde de iele kerkmuziek 's morgens vroeg door de kieren van de deur.
Gangbaarheid
- Het woord iel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'iel' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
67 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.