loomheid
Nederlands
Woordafbreking
- loom·heid
Zelfstandig naamwoord
loomheid v [1]
- het vermoeid, lui en loom zijn zowel geestelijk als lichamelijk
- De zon laat de loomheid indalen in elke vezel en porie; alle stress en spanning glijden uit mijn systeem. Zon, zee, wijn en tapas, meer heeft een mens blijkbaar niet nodig om te ontspannen. [2]
- Zorg dat je mee gaat met het seizoen: kruip uit je winterslaap, schud de loomheid van je af en zorg dat je in de volgende versnelling komt. Hoe eerder je dat doet, hoe meer je al gaat genieten. Zo ben jij straks helemaal klaar voor de zomer.[3]
Synoniemen
- vadsigheid, slaperigheid, slapheid, matheid, luiheid, inertie, indolentie, futloosheid, laksheid
Gangbaarheid
- Het woord loomheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'loomheid' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf HILDE POSTMA 09 jun. 2015
- de Telegraaf 20 mrt. 2015
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.