slaperigheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  slaperigheid    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈsla.pə.rəχ.ˌɦɛɪ̯t/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈsla.pə.rəx.ˌɦɛːt/
    • (Limburg): /ˈsla.pə.rɪx.ˌhɛɪ̯d/
Woordafbreking
  • sla·pe·rig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slaperigheid -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

slaperigheid v

  1. het gevoel slaperig te zijn, afwezig zijn met gedachten
    • De slaperigheid was hem duidelijk aan te zien. 
  1. de neiging te gaan slapen
    • Hij was zijn slaperigheid nauwelijks de baas. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord slaperigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.