llamar

Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ʝaˈmaɾ/
Woordafbreking
  • lla·mar

Werkwoord

llamar

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
llamar
llamaba
llamado
volledig
  1. onovergankelijk aankloppen, aanbellen
  2. overgankelijk roepen, ontbieden, laten komen
  3. oproepen tot/om
  4. noemen, benoemen, vernoemen
  5. bellen, telefoneren
  6. aanschrijven, aanzeggen, kennis geven
  1. «Mañana te llamo por teléfono.»
    Ik bel je morgen.
Verwante begrippen
Synoniemen

Verwijzingen

    This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.