noemen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  noemen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈnumə(n)/
Woordafbreking
  • noe·men
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘een naam geven’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1249 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
noemen
noemde
genoemd
zwak -d volledig

Werkwoord

noemen

  1. overgankelijk met een naam aanduiden
    • Hoe noem je zo'n plant? 
  1. overgankelijk vermelden door het uitspreken van de naam
    • In het bijzonder zou ik Jacob willen noemen, die zich afgelopen jaar ongelooflijk hard voor ons heeft ingezet. 
  1. (België) (informeel) koppelwerkwoord heten, een bepaalde naam hebben [2]
    • Hoe noemt gij? 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord noemen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.