noemen
Nederlands
Woordafbreking
- noe·men
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘een naam geven’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1249 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
noemen |
noemde |
genoemd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
noemen
- overgankelijk met een naam aanduiden
- Hoe noem je zo'n plant?
- overgankelijk vermelden door het uitspreken van de naam
- In het bijzonder zou ik Jacob willen noemen, die zich afgelopen jaar ongelooflijk hard voor ons heeft ingezet.
- (België) (informeel) koppelwerkwoord heten, een bepaalde naam hebben [2]
- Hoe noemt gij?
Hyponiemen
Vertalingen
1. met een naam aanduiden
2. vermelden door het uitspreken van de naam
in te delen vertaling
|
Gangbaarheid
- Het woord noemen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'noemen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.