telefoneren
Nederlands
Woordafbreking
- te·le·fo·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van het Franse téléphoner met het achtervoegsel -eren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
telefoneren /ˌtelefoˈneːrən/ |
telefoneerde /ˌtelefoˈneːrdə/ |
getelefoneerd (NL) /ɣəˌtelefoˈneːrt/ (VL) /ʝəˌtelefoˈneːrt/ |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
telefoneren
- inergatief een telefoon gebruiken
- Hij telefoneert urenlang met vrienden.
Vertalingen
1. een telefoon gebruiken
Gangbaarheid
- Het woord telefoneren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'telefoneren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.