direct
Nederlands
Woordafbreking
- di·rect
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘rechtstreeks, ogenblikkelijk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1647 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | direct | directer | directst |
verbogen | directe | directere | directste |
partitief | directs | directers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
direct
- zonder te wachten, zonder iets daartussen
- Bij hadden een directe verbinding met de trein en hoefden dus niet over te stappen.
- eerlijk, zonder smoesjes, maar soms ook een beetje brutaal
- Hij gaf hem een eerlijk en direct antwoord.
Vertalingen
1. zonder te wachten, zonder iets daartussen
Bijwoord
direct
- zonder te wachten, zonder omweg
- Toen de dief haar tasje probeerde te stelen gaf de oude vrouw hem direct een klap met haar stok.
Vertalingen
1. zonder te wachten, zonder omweg
Gangbaarheid
- Het woord direct staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'direct' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Frans
Bijwoord
direct
- (spreektaal) glashelder, recht voor zijn raap
- «Patrick lui a dit direct qu’il allait la larguer.»
- Patrick heeft haar recht voor zijn raap gezegd dat-ie haar zou dumpen. [1]
- «Patrick lui a dit direct qu’il allait la larguer.»
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.