liga

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • li·ga
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘verbond’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord liga liga's
verkleinwoord ligaatje ligaatjes

Zelfstandig naamwoord

liga v / m [3]

  1. verbond, bond
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • filmliga, profliga, topliga, topsportliga, roeiliga, voetballiga
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord liga staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Spaans

enkelvoud meervoud
liga ligas

Zelfstandig naamwoord

liga v

  1. (plantkunde) maretak


Werkwoord

vervoeging van
ligar

liga

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van ligar
  1. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van ligar
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.