leeuw
![](../I/m/Lion_Ngorongoro_Crater.jpg)
Een leeuw.
Nederlands
Woordafbreking
- leeuw
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘katachtige’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leeuw | leeuwen |
verkleinwoord | leeuwtje | leeuwtjes |
Zelfstandig naamwoord
leeuw m
- (katachtigen) Panthera leo
een groot katachtig roofdier met lange manen
Hyponiemen
- Zoutleeuw, bergleeuw, circusleeuw, holenleeuw, klavierleeuw, mierenleeuw, zeeleeuw
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- Zich in het hol van de leeuw wagen
ergens heen gaan waar je moeilijkheden kunt verwachten
Vertalingen
1. Panthera leo een groot katachtig roofdier met lange manen
Gangbaarheid
- Het woord leeuw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'leeuw' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.