leest
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- leest
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
lezen |
leest
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lezen
- Jij leest.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lezen
- Hij leest.
- verouderde gebiedende wijs meervoud van lezen
- Leest!
![](../I/m/Leest.jpg)
Leest voor schoenreparatie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leest | leesten |
verkleinwoord | leestje | leestjes |
Zelfstandig naamwoord
leest v/m
- een houten of metalen vorm waarop een schoen vervaardigd of gerepareerd wordt
- De leest is het attribuut van de schoenreparateur
- (verouderd) de gedaante van een lichaam
- Zij heeft dezelfde schone leest als haar tweelingzus.
Verwante begrippen
- [2] voorkomen
Uitdrukkingen en gezegden
- [1]: Schoenmaker blijf bij je leest!
Bemoei je niet met zaken waar je geen verstand van hebt!
- [1]: Op dezelfde leest geschoeid
Op dezelfde wijze gemaakt, identiek
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord leest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'leest' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.